Aanbevelingen voor onderwijs- en opleidingspartners

Ontmoeting en kennismaking — Het geldt niet alleen voor werkgevers dat ze onderwijs- en opleidingsaanbieders weinig kennen. Ook het omgekeerde toont zich: scholen en opleidingsaanbieders weten niet allemaal even vlot geschikte leerwerkplekken te vinden. Daarbij gaat het niet alleen om ‘een’ leerwerkplek vinden, maar ook om er één te vinden waar het bedrijf werkelijk een investering wil en kan leveren voor de opleiding van een kandidaat. Onderwijs- en opleidingsverstrekkers hebben er baat bij om te anticiperen en bedrijfskennis en -contacten op te bouwen. Een dergelijk bedrijfsportfolio helpt om de juiste leerwerkplek te linken aan de juiste kandidaat.

Afstemming over onderlinge verwachtingen — Werkgevers leggen de lat vaak (te) hoog voor werkpleklerenden. Dat doen ze lang niet altijd bewust. Vaak heeft dat te maken met het feit dat ze weinig geïnformeerd zijn over wat ze mogen verwachten van een werkpleklerende. Bovendien zien heel wat werkgevers door de bomen het bos niet. Ze kennen de verschillen tussen opleidingsstelsels weinig of niet en stellen gelijke verwachtingen tegenover iemand die met een IBO-contract start als tegenover een stagiair uit een zesde jaar van het voltijds bouwonderwijs. Omgekeerd zijn er ook werkgevers die het onderscheid wel maken, maar daar dan hun eigen investeringsbereidheid aan aanpassen. Stagiairs uit het voltijds bouwonderwijs krijgen bij deze werkgevers weinig leerkansen, omdat ze er — anders dan bij bijvoorbeeld een IBO — niet van uitgaan dat de jongere bij hen in dienst zal treden. Net zoals het belangrijk is dat werkgevers hun verwachtingen expliciteren, moeten ook onderwijs- en opleidingsinstellingen vooraf voldoende duidelijkheid scheppen.

Zorg besteden aan het matchingsproces — Een geslaagd werkplekleertraject start met een juiste match tussen kandidaat en bedrijf. Dat onderstrepen de 152 werkgevers die in de kwantitatieve bevraging aangaven dat ze voor het werkplekleertraject graag een proeftijd willen inlassen, zodat ze het potentieel van de kandidaten beter kunnen inschatten. In de realiteit blijkt echter dat nabijheid vaak het enige criterium is dat in acht genomen wordt bij de keuze voor een leerwerkplek: het bedrijf moet vlot bereikbaar zijn voor de kandidaat, zodat die elke dag op tijd op het werk kan geraken. Uiteraard is de locatie een belangrijk gegeven, zeker in een branche waarbij de werkdag vaak vroeg start en soms laat eindigt. Maar er is meer nodig dan een nabijgelegen bedrijf: de kandidaat moet fysiek geschikt zijn om mee te werken, aansluiting vinden binnen het team, … Een aantal opleidings- en onderwijsverstrekkers laten de kandidaten vooraf op ‘sollicitatiegesprek’ gaan bij het bedrijf. Naast de mogelijkheid die dit biedt aan de kandidaat en het betrokken bedrijf om elkaar wat beter te leren kennen, levert dit nog andere voordelen op:

  • Het biedt kandidaten de kans om een eerste sollicitatie-ervaring op te doen.
  • De betrokken bedrijven waarderen een dergelijke aanpak. Ze zien het als signaal van een zorgvuldige aanpak door de school of opleidingsverstrekker. Dit schept vertrouwen en legt meteen een goede basis legt voor verdere samenwerking.

Flexibiliteit en pragmatiek bij leerwerkplekbezoeken — Daar waar werkgevers aangeven dat ze bij werkplekleren te weinig betrokkenheid ervaren vanuit de school of opleidingsinstelling, geven trajectbegeleiders aan dat bedrijven zich weinig toegankelijk opstellen voor werfbezoeken: afspraken worden last minute geannuleerd, er wordt weinig tijd uitgetrokken voor een gesprek… Ervaren trajectbegeleiders adviseren:

  • Maak vooraf een afspraak en check de dag ervoor of het afgesproken moment en de plaats van afspraak nog steeds passen.
  • Laat het bedrijf de locatie en het precieze moment van afspraak bepalen. Vaak is dat rond het middaguur, op een werf. Soms past het beter ’s morgens vroeg of ’s avonds na het werk.
  • Werkgevers verkiezen een pragmatische aanpak en waarderen het wanneer de trajectbegeleider tijdens een werfbezoek zelf de handen uit de mouwen steekt.

Tussentijdse contacten — Vaak moet de begeleider van de school of opleidingsinstelling het aantal bezoeken aan elke werkplek noodgedwongen beperken tot het voorgeschreven minimum. In veel gevallen volgt hij immers verschillende leertrajecten op en de beschikbare tijd is beperkt. In dergelijke situaties kan het helpen om de betrokken werkgevers regelmatig telefonisch te contacteren of hen af en toe per e-mail te vragen of alles vlot loopt. Dergelijke tussentijdse contacten laten toe om vinger aan de pols te houden en kunnen eventuele moeilijkheden of conflicten op tijd te ondervangen.

Inhoudelijke aansluiting zoeken bij de werfactiviteit — Het komt het leertraject en de samenwerking met de leerwerkplek ten goede wanneer de opleidingstijd op school of in het opleidingscentrum optimale aansluiting zoekt bij de opleidingstijd op de werf. Door de werkpleklerende dagelijks enkele zinnen te laten noteren in een werflogboekje of door hem gewoon te laten vertellen over het werk dat hij de voorbije dagen uitvoerde, kan er in het praktijklokaal extra geoefend worden op:

  • zaken die veel voorkomen op de werf;
  • opdrachten waar de betrokkene nog moeite mee heeft;
  • vaardigheden die weinig aan bod komen op de werf, maar wel in het opleidingsplan staan.

Sensibiliseren voor en ondersteunen bij administratie — Hoewel werkgevers er begrip voor hebben dat er administratie komt kijken bij werkplekleren, ervaren ze die als hinderlijk. Laat het bedrijf de locatie en het precieze moment van afspraak bepalen. Vaak is dat rond het middaguur, op een werf. Soms past het beter ’s morgens vroeg of ’s avonds na het werk. Werkgevers verkiezen een pragmatische aanpak en waarderen het wanneer de trajectbegeleider tijdens een werfbezoek zelf de handen uit de mouwen steekt.