Aanbevelingen voor werkgevers

Wanneer je deze aanbevelingen voor werkgevers maar ook die voor de andere partijen leest, mag je niet uit het oog verliezen dat in het opzet en de aanpak van de studie het standpunt en de ervaringen van werkgevers centraal staan. Dit leidt tot suggesties die ze voor de partners uit onderwijs en opleiding, ondersteunende organisaties en beleidsmakers formuleerden, maar ook tot aanbevelingen die ze voor zichzelf zien. Daar beginnen we mee.

Afstemming over onderlinge verwachtingen — Ruim de helft van alle werkgevers vindt het een waardevolle ondersteuning voor werkplekleren wanneer ze de kans krijgen om de kandidaat vooraf te observeren tijdens een proefperiode. Op die manier willen ze het potentieel van de kandidaten beter kunnen inschatten. Ze mispakken zich immers regelmatig aan de kandidaten. Ze overschatten hun niveau en verwachten meer voorkennis en vaardigheden dan deze die ze effectief beheersen. Dat het hier misloopt, ligt veelal aan het feit dat werkgevers weinig inzicht hebben in de opleidingen en hun verwachtingen niet afstemmen met de onderwijs- of opleidingsinstelling waarmee ze willen samenwerken. Bovendien onderschatten ze de eigen investeringsbijdrage aan het opleidingstraject. Een geslaagd werkplekleren-traject vraagt om een degelijke basis, waarbij werkgevers de eigen verwachtingen expliciteren en aftoetsen met de verwachtingen van de onderwijs- of opleidingspartner.

Vooraf intern ruimte creëren voor werkplekleren — Wanneer een werkgever zelf overtuigd is van de meerwaarde van werkplekleren mag hij er niet te vlot van uitgaan dat de eigen werknemers dat ook zijn. Ook zij moeten de meerwaarde zien en op een realistische manier in het verhaal meestappen. Anders dreigen frustraties het engagement te ondermijnen. Binnen het team moet duidelijkheid bestaan over:

  • waarom het bedrijf zich engageert als leerwerkplek;
  • het instapniveau van de werkpleklerende en de verwachtingen over diens evoluties;
  • de verwachtingen over de houding van het team en de begeleiding die de verschillende teamleden moeten bieden aan de werkpleklerende.

Duidelijke klantencommunicatie — Bij werkplekleren moet er niet alleen intern ruimte gemaakt worden, maar ook in de relatie met klanten. Werkgevers schrikken terug voor de reacties van klanten op werknemers-in-opleiding. Die zouden daar vaak bezwaar tegen maken. Getuigenissen uit de praktijk leren dat dit niet problematisch hoeft te zijn. Wanneer de klant vooraf geïnformeerd is en weet dat hij de opleidingstijd niet betaalt, kan discussie voorkomen worden.

Een korte lijn onderhouden met de onderwijs-/opleidingsinstelling — Zowat een derde van de werkgevers vraagt om het versterken van de vooropleidingen die aan het werkplekleren voorafgaan. In de ogen van heel wat aannemers zijn de onderwijs- en opleidingsinstellingen te weinig ‘mee’ met de realiteit van de werf en ervaren ze weinig betrokkenheid bij de individuele werkplekleertrajecten. Ze vinden dat de trajectbegeleider te weinig langskomt op de werf en ze de school of opleidingsinstelling ook weinig tot nooit horen. Daarbij verliezen ze weleens uit het oog dat ze zelf ook troeven in handen hebben om een kortere lijn te onderhouden met de onderwijs- of opleidingsinstelling waarmee ze samenwerken:

  • Via de werkpleklerende kunnen ze zelf aansluiting vinden bij wat er op school of in het opleidingscentrum aan bod kwam, om daar — in de mate van het mogelijke — op verder te bouwen.
  • Wanneer er zich problemen voordoen hoeven ze niet te wachten om die bij de trajectbegeleider aan te kaarten tot op het moment dat die een werfbezoek brengt, maar kunnen ze zelf contact opnemen om eventuele wrevel tijdig te signaleren.